De lesstof vertelt wat er centraal staat in Bijbels Onderwijzen. Het gaat er vooral om dat de leerlingen les krijgen in kennis en vaardigheden en dat ze gevormd worden tot christelijke burgers in deze maatschappij. De term ‘lesstof’ laat zien dat het van belang is dat jij als onderwijzer lesgeeft. In het woord ‘lesstof’ zit namelijk het woord ‘les’. De inhoud van het onderwijs wordt overgedragen aan de hand van lessen.

Binnen het model onderwijzer, leerling en lesstof wordt opgevoed en onderwezen. Het opvoeden is vooral gericht op de pedagogische verhouding tussen jou als onderwijzer en de leerling. Het onderwijzen is vooral gericht op de didactische verhouding. Opvoeden gaat voor onderwijzen, omdat de juiste pedagogische aanpak voorwaardelijk is voor een succesvolle didactiek. Alleen met een juiste pedagogische aanpak kan kennisverwerving plaatsvinden. Het opvoeden en onderwijzen in het christelijk onderwijs is gericht op de vorming van de leerling. Deze vorming gaat zo diep dat dit uiteindelijk het doel heeft dat leerlingen de Heere door genade mogen leren navolgen.

De onderwijsomgeving is de plek waar het Bijbels onderwijzen plaatsvindt. Voor het christelijk onderwijs is de onderwijsomgeving in de eerste plaats een gemeenschap, waarin de focus niet ligt op het individu, maar op het collectief. Daarnaast wordt de schoolgemeenschap gezien in verhouding tot de kerk en het gezin. Er is een nauwe betrokkenheid van de ouders en zowel de school als het gezin leven in dezelfde gemeenschap. Datzelfde geldt voor de kerk als instituut. De kerk heeft de taak om leiding te geven aan de christelijke opvoeding door middel van de prediking en de catechisatie. De school heeft de verbindende taak om dit onderwijs verder uit te leggen en te verdiepen.

De onderwijzer is de persoon door wie het Bijbels Onderwijzen plaatsvindt. De term onderwijzer geeft aan dat het vak van een onderwijzer dieper gaat dan alleen lesgeven. Als onderwijzer faciliteer je niet slechts het leerproces of lever je niet alleen maar de informatie aan. Je bent iemand met levenservaring en levenswijsheid die ertoe doet. Je geeft betekenis en inhoud aan de lesstof die je overdraagt; je voedt de leerlingen op en vormt ze. Zonder de onderwijzer is onderwijs niet mogelijk.

Christelijke scholen hebben de Bijbel als grondslag. Het Woord van God is het fundament van waaruit zij werken. Hierin is Gods waarheid geopenbaard. De kern van het geloof in het Woord van God is samengevat in de Drie Formulieren van Enigheid. Omdat de Bijbel de grondslag is van de school, heeft dit Woord het absolute gezag op alle onderdelen van het schoolleven.

Een mensbeeld maakt de visie op de mens (en daarmee het kind) duidelijk. De Bijbel is leidend in het onder woorden brengen van de kern van het mens-zijn.

De mens

De mens is geschapen naar het beeld van God. Het belangrijkste doel voor de geschapen mens is God de eer te geven, Hem lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf. Door de zondeval is de mens echter het beeld van God kwijtgeraakt. Hij kan niet meer leven zoals God dat wil. Hij is ongehoorzaam aan God en mist het doel waarvoor hij geschapen is. Een mens kan alleen weer leven naar het doel van God als God hem geestelijk vernieuwt. Hij wordt dan herschapen naar het beeld van God. Dit heet wedergeboorte. Hierbij zorgt de Heere ervoor dat een mens God en zichzelf en Christus gaat leren kennen. Wedergeboren worden kan alleen op grond van het verlossingswerk van Christus, Die stierf aan het kruis tot vergeving van zonden.
Hoewel de mens het beeld van God verloren heeft, zijn er door Gods algemene genade na de zondeval in de mens ‘overblijfselen’ van de gaven die hij van God heeft ontvangen. Dit is terug te zien in het functioneren van het geweten en in enige aangeboren kennis van God.

Het kind

De visie op het kind wordt gevormd door het hierboven beschreven mensbeeld. God schiep de mens naar Zijn beeld. Adam kreeg een kind naar zijn beeld en zijn gelijkenis. Ieder kind is door de ongehoorzaamheid van Adam bij de zondeval geboren met erfzonde. Daarom staat ieder kind schuldig voor God. Als kinderen worden gedoopt, wordt hun een heilig en zichtbaar teken en zegel gegeven dat wijst op het Verbond der genade. Daarin spreekt de Drie-Enige God. God de Vader zegt dat Hij Zijn uitverkorenen onder de gedoopte kinderen als Zijn kinderen wil aannemen. God de Zoon verzegelt dat Hij Gods kinderen wast in Zijn bloed van alle zonden. God de Heilige Geest laat zien dat Hij in hen wil wonen en hen wil heiligen tot lidmaten van Christus. Door de doop wordt een kind niet wedergeboren. De doop is een teken dat zichtbaar maakt dat wedergeboorte noodzakelijk en mogelijk is.

De opvoeding

In de schepping is zichtbaar dat een kind afhankelijk is geschapen. Ieder kind is vanuit zichzelf hulpeloos en heeft een volwassene nodig om opgevoed en onderwezen te worden. Omdat God de algemene genade niet heeft ingetrokken na de zondeval, is het ook mogelijk om een kind op te voeden.
Opvoeden is mogelijk in geestelijk opzicht. Door Gods almacht kunnen kinderen van dood levend gemaakt worden. Daarvoor wil de Heere de opvoeding en het onderwijs gebruiken.
Opvoeden is ook mogelijk in natuurlijk opzicht. Elk kind heeft een verstand en geweten ontvangen. Er is in het kind nog enige kennis van God, het kind is tot op zekere hoogte vatbaar voor onderwijs en het kan onderscheid maken tussen goed en kwaad.

Ouders vertrouwen hun kinderen aan de school toe om onderwijs te ontvangen op grond van Gods Woord en de belijdenisgeschriften. Het is de kernopdracht van de school om de kinderen op te voeden, te onderwijzen en te vormen. In samenwerking met kerk en gezin richt het onderwijs zich op de praktijk van de christelijke levenswandel en wijst het de kinderen op de noodzaak en mogelijkheid van wedergeboorte, bekering en geloof. Het onderwijs richt zich concreet op het aanleren van kennis en vaardigheden, het overdragen van waarden en normen en het stimuleren van het maken van verantwoorde eigen keuzes. Hierbij wordt rekening gehouden met de gaven die de leerlingen van God hebben gekregen. Het is het verlangen van de ouders en het personeel van de school dat leerlingen gevormd worden tot personen die als christen hun taak en roeping vervullen in de samenleving, op de plaats waar God hen stelt. Gods zegen over die vorming is onmisbaar.

De leerling is de persoon aan wie je onderwijs geeft en die opgevoed wordt. Het is het kind dat nog onderwezen moet worden in de wijsheid van de onderwijzer. Een leerling leert en ontwikkelt zich op veel verschillende manieren: moreel, sociaal-emotioneel, relationeel en cognitief. In het model heeft de leerling geen prominentere plek dan de onderwijzer of de lesstof. De leerling heeft namelijk jou als onderwijzer en de lesstof nodig om te leren en gevormd te worden.